Om melkeiwit te maken moet er eiwit gevoerd worden. Maar welk soort eiwit, en hoeveel? In de regel geld hoe meer eiwit, hoe beter de behoefte van de koe gedekt zal zijn, maar ook hoe meer er verloren gaat. Zijn een hoge melkeiwitproductie, hoge stikstofbenutting en een scherpe voerprijs te combineren? Jazeker!
We willen niet te veel eiwit voeren bij koeien. Een te hoog ureum in de melk en te veel onbenut eiwit in de mest zorgen dat er meer mest afgevoerd moet worden. Maar ook de kostprijs van het voer speelt mee. Eiwitrijke grondstoffen zijn duur en moeten vaak ook van verder weg komen. Hoe beter we deze benutten, hoe lager de voerkosten zijn, en hoe duurzamer het voer wordt.
De juiste grondstof bij de juiste kuil
Om een hoge eiwitbenutting en een hoge melkeiwitproductie te combineren moeten we eerst weten wat de behoefte van de koe is. Door de regel wordt vaak 16% eiwit genoemd. Bij een hoge benutting kan dit 15% zijn. Echter is dit percentage enkel het ruw eiwitgehalte. Of te wel, al het eiwit ongeacht hoe en waar het in de koe wordt verteerd. Terwijl er heel veel verschil zit tussen verschillende eiwitgrondstoffen. Een deel is onbestendig (FEB) en daarmee kan de behoefte van de pensmicroben bepaald worden. Ook is een deel bestendig (WDVE) wat direct doorstroomt naar de darm. Maar zowel in de pens als in de darm kan dit nog verder verfijnt worden. Zo kijkt De Valk Wekerom naar de afbraaksnelheden van het eiwit. Komt het snel of juist traag beschikbaar. Elk ruwvoer is anders en bevat dus ander eiwit. De ene kuil is snel verteerbaar en de ander juist traag. Dit betekend dat een rustig verteerbare grondstof als sojaschroot niet bij elke kuil de beste eiwit aanvulling is. Juist bij rustige kuilen zijn snel verteerbare grondstoffen als raapzaadschroot en lupinen weer beter. Zo krijgen de pensmicroben over de gehele dag de juiste hoeveelheid eiwit om maximaal te groeien.
Eiwit bestaat uit heel veel verschillende bouwstoffen
Ook kijken we naar de bouwstoffen van eiwit. Elke grondstof heeft haar eigen bouwstoffen waar het eiwit uit bestaat, maar het is belangrijk dat we juist de bouwstoffen voeren die voor melkeiwit nodig zijn. De overige bouwstoffen kunnen wel gevoerd worden, maar zullen onbenut blijven. Deze bouwstoffen hebben we daarom ook in onze rantsoen optimalisatie beschikbaar.
Door de kuilen in kaart te brengen en daar een passende eiwitaanvulling bij te maken kan er heel gericht gevoerd worden op de behoefte van de koe. Hierdoor kunnen een hoge melkeiwitproductie en een hoge benutting gecombineerd worden.
Wil u ook weten welke eiwitaanvulling het best bij uw kuil past? Neem dan contact op met uw melkveespecialist van De Valk Wekerom.
Melkvee